Verberg snelkoppelingen

‘Zoals ze spelen, moeten ze ook bewegen’

Al jong leerde Frans Limburg als lid van de harmonie in Purmerend de fanfare- en harmoniewereld van binnenuit kennen. Na een studie zang, lichte muziek, ging hij het theater in en speelde in producties als Evita. Sinds 2000 is hij actief als verhalenverteller, onder meer voor het GFO tijdens het WMC 2013, bij ‘De verschrikkingen van het ijs’, een compositie van Harrie Janssen. Momenteel staat hij het GFO opnieuw terzijde: als creatief regisseur van het orkest en als schrijver en inspreker van voice-overs voor het WMC 2022-programma XPLORE!

Op basis van de titels van de werken en achtergrondinformatie over het thema XPLORE! ging Limburg aan de slag. Of de teksten over de werken door een verteller moesten worden uitgesproken of via een voice-over, was hem meteen duidelijk. “Voice-over, dat geeft mensen een betere indruk dan wanneer je iemand op het podium zet”, zegt hij stellig. “In de tekst over het eerste nummer ‘To Vega and Back’ van Maarten Spruijt schets ik een algemeen beeld van ‘ontdekken’. Als Star Trek-fan kon ik het niet laten om de zin ‘To go where no one has gone before’ erin te verwerken.” Voor de tekst over ‘Knocking at Heaven’s Gate werd Limburg geïnspireerd door de componist, Jan Van der Roost. “Tijdens een online ontmoeting met hem en het GFO vertelde hij over zijn gedachtegang tijdens het componeren, richting een bijna-doodervaring.” En voortbordurend op de titels van de laatste twee werken – ‘To Ignition’ van Jacob TV en ‘Explorers on the Moon’ van Paul Raphael (in een transcriptie voor fanfare door Thom Zigterman) – borrelde ineens de eindzin op: ‘Wie wilde er als kind nou niet naar de maan?’

Hypnotiserend en geheimzinnig
Een voice-over moet het publiek bij de eerste zin meteen grijpen en raken. Niet eenvoudig met zulke korte teksten – de langste duurt precies 55 seconden. “Het is bovendien de eerste en enige keer dat mensen de tekst horen, dus moet deze goed verstaanbaar zijn. Daarom heb ik dat bij de eerste tekst echt wat overdreven, bijvoorbeeld door de laatste ‘n’ van ‘ontdekken’ heel nadrukkelijk uit te spreken”, verklaart Limburg. “Daarnaast heb ik de toon enigszins hypnotiserend en geheimzinnig gehouden.” Bij de tweede tekst kroop Limburg in de huid van iemand met een bijna-doodervaring. “Een patiënt die een halfuur nadat hij wakker wordt zijn verse herinnering vertelt aan degene aan zijn bed. Dan spreek ik volkomen uit de losse pols en tegelijkertijd heel gecontroleerd.” Bij de intentie van de derde tekst liet Limburg zich leiden door de zin ‘Te gaan waar nog nooit iemand is gegaan’. “Avontuurlijk, uitdagend, wauw – dat gevoel.”

Homogeen geheel

Daarnaast gaf Limburg ook vorm aan de choreografie van het orkest, op basis van de aanwijzingen van Van der Roost in de partituur van ‘Knocking at Heaven’s Gate’. Waar musici vooral bezig zijn met hun spel en de muziek, wil hij ze bewust maken van hun fysieke presentatie. “Het orkest moet een homogeen geheel zijn, als iedereen op zijn eigen moment opstaat, is dat een ramp. Zoals ze spelen, moeten ze ook bewegen: niet te militaristisch, maar met ronde vormen, bijna als ballet: een gracieus, waardig schrijden”, schetst hij. “En op andere momenten heb je juist een militaristischer uitstraling nodig. Bijvoorbeeld als de trompetten en trombones opzij en voor het orkest staan. Dan moeten de instrumenten precies tegelijk omhoog.” Een werk begint al bij de voice-over en dat vergt waakzaamheid van het orkest. Limburg: ‘In militaire termen: de eerste rust oftewel de orkestleden richten zich op en zijn stil en alert, wachtend op het teken van dirigent Erik van de Kolk voor de eerste inzet. Een geweldig mooi beeld.”

Fanfare 2.0

Zelf geniet Limburg met volle teugen van de hernieuwde samenwerking met het GFO. “Erik is een geweldige dirigent om naar te kijken, de beleving die hij erin weet te leggen, hij is zo volkomen 100% muziek. En het orkest klinkt geweldig. Iedereen gaat ervoor, dat is fijn samenwerken”, zegt hij. Het WMC-programma van het GFO betitelt hij als ‘fanfare 2.0’. “In de jaren 70 had je marsen, die veel mensen nog steeds associëren met fanfare. Daarna kwamen er componisten die orkesten technisch benutten, nu gevolgd door nieuwe iconen als Harrie Janssen, Kevin Houben, Johan de Meij en Jan Van der Roost. Zij tonen wat je emotioneel-verhalend met een orkest kunt doen. En het GFO zet die werken heerlijk neer.”

Tekst; Wilma Schreiber
Foto; Harrie Houben